Volgens de nieuwe FSES moet de leraar niet alleen de mogelijkheid hebben om een lesoverzicht te maken, maar deze ook te ontwerpen in de vorm van een technologische kaart. Dit concept is ontleend aan het gebied van industriële technologie en de toepassing ervan in moderne methodologie stelt u in staat het leerproces te moderniseren en de tijd van de leraar om zich voor te bereiden op de les te verminderen.
Met de technologische kaart kun je het onderwijsproces ontwerpen. De taak van de leraar bij het maken ervan is om de zogenaamde activiteitenbenadering in het leerproces te laten zien. Door elke fase van de les in het stroomschema te beschrijven, ontwerpt de leraar zijn eigen activiteiten en de beoogde acties van studenten. Hieronder staan de vereisten voor de technologische kaart van de les in de lagere klassen en een beschrijving van de structuur ervan.
Moderne lesideeën (d.w.z. lesvereisten):
- het doel en de doelstellingen van de les zijn duidelijk en specifiek uiteengezet;
- het hoofddoel is het behalen van specifieke resultaten (universele educatieve acties);
- leerlingen zijn gemotiveerd om in de les te werken;
- de inhoud van de les is gerelateerd aan de persoonlijke beleving van de leerlingen;
- er is een probleemsituatie gecreëerd in de les;
- de inhoud van de les komt overeen met de doelen en doelstellingen: het potentieel van het lesmateriaal wordt gebruikt, indien nodig - aanvullend materiaal;
- traceert de relatie tussen de activiteiten van leerlingen in de les met het doel (het behalen van geplande resultaten);
- er zijn voorwaarden gecreëerd om studenten zelfstandig te laten werken;
- er wordt rekening gehouden met de eisen van SanPin;
- in de klas schept de leraar voorwaarden voor de vorming van evaluatieve activiteit en reflectie van studenten.
WPS-structuur:
1. Het doel dat de leraar in de les wil bereiken (er wordt slechts één doel aangegeven, dit moet niet worden verward met het begrip "lesdoelen"). Indien mogelijk worden het probleem (d.w.z. het idee) van de les, de doelstellingen van de les (manieren om het doel te bereiken) vermeld. Geplande lesresultaten (gevormd in de UUD-les) - werkwoorden in onbepaalde vorm worden gebruikt (zie FGOS). Gebruikte onderwijstechnologieën en -methoden (inclusief gezondheidsbehoudende technologieën worden vermeld). Gebruikte leermiddelen (elektronische en gedrukte bronnen, leerboek, studiegidsen, visuele hulpmiddelen, apparatuur).
2. Het verloop van de les. Er wordt een tabel met twee kolommen gemaakt. De eerste kolom heet "Activiteiten van de leraar" (tijdens elke fase van de les moet je de acties van de leraar kort beschrijven met woorden als: "organiseert, creëert, leest, draagt bij, helpt", enz.). De tweede kolom is "Studentenactiviteit" (deze kan worden beschreven met de woorden: "lezen, analyseren, aannames doen, generaliseren, akkoord gaan", enz.). Aan het einde van elke fase van de les organiseert de leraar noodzakelijkerwijs de controle- en beoordelingsactiviteiten van de studenten, en de studenten voeren een zelfbeoordeling uit van educatieve acties en resultaten.
Het verloop van de les bestaat uit 4 hoofdfasen die moeten worden weerspiegeld in de kaart. De leraar kan elke fase opsplitsen in kleinere, afhankelijk van zijn eigen idee. Het is noodzakelijk om de acties te beschrijven, niet de beoogde reacties van de studenten. Directe spraak moet zo min mogelijk worden gebruikt, alleen als het onmogelijk is om het te vervangen door een beschrijvende wending.
Fase 1. Verklaring van het onderwijsprobleem. De docent creëert een probleemsituatie en organiseert het handelen van de leerlingen zodanig dat zij zelf (indien mogelijk) het probleem formuleren. De kinderen bepalen samen met de leerkracht het onderwerp van de les. De huidige kennis en vaardigheden van kinderen worden herzien, wat nodig zal zijn om het geformuleerde probleem op te lossen.
Stage 2. Organisatie van cognitieve activiteiten. De leraar en de leerlingen plannen het werk voor de les. Tijdens het uitvoeren van speciale taken wordt nieuwe kennis ontdekt, UUD gevormd, het eerder geformuleerde probleem opgelost, enz.
Fase 3. Consolidatie en opname in het kennissysteem. De docent organiseert zelfstandige activiteiten van leerlingen gericht op consolidatie, generalisatie, acceptatie, inclusief nieuwe kennis of vaardigheden in het systeem van bestaande kennis, zelfbeheersing en eigenwaarde, etc.
Fase 4. Reflectie van educatieve activiteiten in de les. Correlatie van het aan het begin van de les gestelde doel met de geplande resultaten. Diagnostiek van het behalen van geplande resultaten. Zelfevaluatie van de activiteiten van leerlingen (en docenten) in de klas. De eindresultaten van het oplossen van het probleem (of leerprobleem) geformuleerd aan het begin van de les. Praktische toepassing van nieuwe kennis en vaardigheden.