Met een andere structuur van het economische systeem hebben staten verschillende mogelijkheden om de financiële sfeer te beïnvloeden. In aanwezigheid van een geplande economie heeft de staat volledige controle over de productievolumes en prijzen. De markteconomie daarentegen wordt gekenmerkt door de vrijheid van relaties tussen de onderdanen van de financiële wereld.
De markteconomie is theoretisch gezien een zelfregulerend mechanisme, waarbij vraag en aanbod de hoofdrol spelen. De staat heeft niet het recht om beide factoren te beïnvloeden. Maar het ideale model, gecreëerd door de veralgemening van theoretische kennis, weerspiegelt de werkelijkheid niet volledig. Dit model houdt geen rekening met kunstmatig gecreëerde crises, het ontstaan en desintegratie van afzonderlijke economische zones en andere factoren die een enorme impact hebben op het wereldwijde financiële systeem.
In het licht van de plotseling opkomende negatieve fenomenen kan de staat niet anders dan ingrijpen in de economie. In een noodgeval kan het leiderschap van het land het verhogen van de prijzen voor bepaalde groepen goederen verbieden. Dit wordt in de eerste plaats gedaan om te voorkomen dat economische schokken omslaan in een acute sociale crisis. Grootschalige stakingen en protestacties uitgelokt door inflatie zullen immers nog grotere schade aanrichten aan de economie.
De staat kan ook invloed uitoefenen op de grote bedrijven om monopolisering van bepaalde sectoren van de economie te voorkomen. De Federale Antimonopoliedienst staat garant voor de naleving van de wetgeving op dit gebied in Rusland. Via dit staatsorgaan wordt controle over de activiteiten van financiële "reuzen" (transnationale bedrijven, internationale holdings), bescherming van concurrentie, ontwikkeling van regelgevende documenten uitgevoerd.
Naast directe invloed op de economie kan de staat ook indirect invloed uitoefenen op het financiële systeem, door het aannemen van bepaalde wetten. Door bijvoorbeeld te besluiten de douanerechten op sommige groepen geïmporteerde goederen te verhogen, maakt de overheid het onrendabel om ze uit het buitenland in te voeren. Door dit te doen, ondersteunt het tegelijkertijd zijn eigen producenten en verhoogt het de BBP-groei.